Pieter Duijser - Martin C. de Waal
Welke vormen van egobeelding tref je aan in de hedendaagse beeldende kunst? Is er verschil in mannelijk en vrouwelijk ego? In hoeverre wordt het ego opgelegd door media en maatschappij? Als een van de vier gastcuratoren werd ik aldus door ARTeria uitgenodigd me te buigen over deze vragen. Om te beoordelen welke kunstenaar het beste de zoektocht naar het wezenlijke ik belichaamd, heb ik het accent gelegd op een hieruit voortkomende denkrichting. Welke kunstenaar gebruikt fundamenteel zijn/haar ego in het beeldende werk en bespeelt daarmee het publiek. Binnen de beeldende kunst kwam ik spontaan op het Engelse duo Gilbert & George die zichzelf als ‘levend kunstwerk’ presenteert en deze rol tot in hun privé-leven in stand houdt. De grens tussen privé en openbaar is bij deze kunstenaars moeilijk te ontwaren: het ego of identificatie met een zelfbeeld, wordt van geacteerde identiteit een imaginaire identiteit waar je zelf in kunt geloven. Het ego van de maker wordt vaak weerspiegeld in het zelfportret of een portret waarvan de maker zich kan verbergen achter een andere identiteit. De Nederlandse kunstenaar Philip Akkerman heeft sinds de jaren ’80 een oeuvre van ruim 3000 zelfportretten opgebouwd. Uiteenlopende stemmingen en psychische gesteldheden lijkt hij in zijn werk weer te geven op zoek naar een zelfbeeld. Maar zijn portretten zijn meer een onderzoek hoe uiteenlopend je kunt schilderen dan de zoektocht naar identiteit. In verschillende omstandigheden kun je bewust of onbewust met vele ego’s geidentificeerd worden. Er bestaat een groeiende behoefte van mensen om zichzelf op een specifieke manier te presenteren en het idee dat de mens maakbaar is. Als thematiek komen we dit tegen in het werk van de in Amsterdam woonachtige kunstenaar Martin C. de Waal (Rotterdam, 1962). De maakbare mens, de cyborg in zijn werk is een gemonteerde versie van zichzelf als popster, model, goeroe of beroemdheid. Mijn keuze deze kunstenaar in de tentoonstelling IK te presenteren werd vooral daardoor ingegeven en door de spanning die het werk oproept tussen gevoelens van fascinatie en afkeer. Met zijn werk dat voortdurend balanceert tussen echt en onecht tussen kunst en hype zet Martin C. de Waal de beschouwer steeds op het verkeerde been. Ik kende het werk van Martin C. de Waal nauwelijks, ik had alleen een paar opzienbarende portretten in een tentoonstelling bij Arti et Amicitiae Amsterdam gezien. (Let me Hear your body talk - 2005) Deze portretten zijn in de tentoonstelling IK opgenomen. De Waal figureert vaak zelf in zijn werk. Bij nadere beschouwing gaat zijn werk over identiteit en de relatie met de manier waarop de massa- en modemedia identiteit gebruiken als product. Voor alle foto’s en performances van zijn Global Citizen project (2002 – 2003) gebruikte hij naast zijn eigen verschijning, plastische chirurgie en computer- manipulaties. Zijn werk bestrijkt het werkgebied van de mode, design en beeldende kunst. De Waal wil met zijn kunst uitdragen dat ‘what you see is never what you get’ oftewel geloof je eigen ogen niet.