Levensgevaarlijk
om in deze tijd een boek over fotografie te presenteren op een kunstbeurs.
Net nu op dit moment Hans Den Hartog Jager vindt dat fotografen
geen kunstenaars zijn en Hans Aarsman vindt dat fotografen geen
kunstenaars zouden moeten wìllen zijn. Charles Baudelaire
lag met dit soort gedachten wakker in een tijd dat dit nog opwindend
was.
Fotograferen
is mijn grote liefde maar ik kan het met gemak ontrouw zijn als
dat het onderwerp in mijn ogen ten goede komt. Ik kan ‘mijn’
medium vergeten omdat ik het beheers, omdat ik het beheers is het
ondergeschikt. In het boek zal u aantreffen waar ik op doel. Ik
ben niet bezig geweest kunst te maken, niet bezig geweest vernieuwend
te zijn. Mijn werk is ook geen statement, gericht tegen andere soorten
fotografie… Ik was bezig met het onderzoeken van mijn onderwerp:
Het Portret. Het portret is al fascinerend sinds Narcissus zijn
gezicht weerspiegeld zag in water en blijkt inderdaad nog steeds
fascinerend.
Ik
ben ervoor dat over fotografie veel gesproken wordt, dat er veel
kritisch en recreatief naar gekeken wordt en dat er vooral veel
over geschreven wordt. Maar laat vooral dat laatste dan gebeuren
door mensen met een objectieve kijk en niet door mensen gemotiveerd
door kleine privé irritatietjes. Kunst of geen kunst, wat
maakt het uit…
Over
Sitters. Zoals fotografie niet één
ding blijkt te zijn, zo is het portret dat ook niet. Met moeite
heb ik me kunnen beperken tot drie portretvormen en daardoor zijn
er drie hoofdstukken. De geportretteerden en ik hebben in de afzonderlijke
delen een andere vrijheid om het verhaal te vertellen en mijn invloed
verhoudt zich steeds anders tot hen, tot het onderwerp. De portretten
zijn een selectie uit foto’s die ik maakte op een reis door
Zuid-Amerika en in mijn atelier. Een eventuele conclusie zou kunnen
zijn dat een eerlijk portret maken een onmogelijkheid is, juist
omdat fotografie zo werkelijk lijkt.
|